De senioren van Gelderland-Zuid

 

Snelheidscontrole in de jaren '60 en '70

Snelheidscontroles maar zonder radar!

door Constant Theunissen

Het onderwerp snelheidscontroles levert op verjaardagen altijd discussies op. Er over schrijven roept in deze moderne tijd ook altijd discussies op. Schrijven over controles in de jaren ‘60 en ’70 is wat veiliger. Het levert vaak hilarisch momenten op maar vooral ongeloof, vooral bij jeugdige collega's die al dat “handwerk” alleen uit de oude verhalen kennen. Het gaat hier echter (nog) niet over geschiedenis maar over z’n 50 jaar geleden, een periode waar velen van ons, jongere senioren, aan hun politie-carrière begonnen. Spiegelkast en Philipsmeter waren toen bekende woorden. De radar kwam voor de politie pas later.
De jaren zestig
We beginnen met de jaren zestig toen de snelheid van voertuigen met een chronometer met de hand geklokt werd. Het hulpmiddel dat we erbij gebruikten heette de spiegelkast. Velen van ons weten dat nog als de dag van gisteren. Ik werkte toen als jonge wachtmeester in Huissen in de Overbetuwe. Er waren een paar wegen waar nogal hard gereden werd.Één weg sprong eruit. Dat was de Polseweg tussen Huissen en Angeren. Vanuit het dorp Angeren kwam je de bebouwde kom van Huissen binnen via een industrieterrein. De Polseweg was breed en nodigde dus uit om sneller dan 50 km per uur te rijden. Controle op gezette tijden, kassa dus en goed voor het verbalenboek!
Bij de snelheidscontrole met de spiegelkast ging het om drie posities. De 1e positie was de controleur (netjes in uniform) met de chronometer in de hand. Precies 100 meter verder stond de spiegelkast (positie 2) duidelijk zichtbaar (voor de politie!!) opgesteld . Het was een vierkante houten kist met twee open zijkanten. In de kast zat een spiegel die tussen boven- en onderplank, op 45 graden naar de andere kant zat. Als je recht voor de kast stond, zat de spiegel er dus schuin in. U merkt wel, ik was op school niet sterk in wiskunde. Als u het maar snapt!  Die 100 meter afstand had met de berekening van de chronograaf te maken. De controleur drukte de knop op de chronometer in als de auto passeerde. Vervolgens wachtte hij tot hij in een flits in de spiegel 100 meter verder de auto zag verschijnen en drukte opnieuw de knop in. De chronometer berekende op basis van de afstand van 100 meter en de gereden tijd, de snelheid van het voertuig, simpel maar wel efficiënt. Ondertussen noteerde de controleur (1e verbalisant) het kenteken van de auto (als hij er tijd voor had). Nu kwam het handwerk. Ten minste 100 meter voorbij de spiegelkast, stond op de 3e positie, de verbalisant. De controleur stak duidelijk zijn arm op, als teken dat de auto te snel had gereden, dus een seintje aan de verbalisant dat hij de auto een stopteken moest geven. Nu zaten we in een tijdperk, zonder telefoons, laat staan app-jes en zonder C2000 portofoons. Bij de controleur stond een wachtmeester met de fiets, die de verbalisant over de gereden snelheid moest informeren. Omdat dit intensief werk was, werd dat overgelaten aan een collega met de beste conditie, inderdaad de jongste wachtmeester. Met een beetje mazzel (voor het verbalenregister) maakte die wachtmeester veel van die ritjes. Groepscommandant ook weer blij.
De controle met de spiegelkast was door justitie geaccepteerd als wettig bewijs. De techniek was duidelijk en de wachtmeester had zijn ambtseed en deed zijn best. De laatste factor was de meest cruciale. Owee, als de controleur kwaaie zin had, afijn da’s doemdenken.
De jaren zeventig
Allerlei bedrijven, zoals Gatso, probeerde de (politie)markt te veroveren om snelheidsapparatuur te bouwen. Philips maakte de zgn. Philips snelheidsmeter, mensen, wat een brok elektronica voor die tijd. Elke landgroep liet wachtmeesters een cursus Philipsmeter volgen, want zonder certificaat, mocht je niet controleren. U raadt het al, ik moest ook aan de bak. De Philipsmeter werkte ook op het principe van een bepaalde afstand en de tijd die nodig is om die afstand te overbruggen om tot de snelheid te komen. Dat gebeurde als volgt.
Op een weg werd in de breedte in de twee goten precies tegenover elkaar, aluminium strips gespijkerd. Op die strips zaten twee meter uit elkaar katrolletjes, waartussen twee gevoelige kabels over de weg gespannen werden, zo strak mogelijk. Het signaal werd middels een koppelkabel naar de Philipsmeter gestuurd. Die berekende de snelheid. De ondergrens van de toegestane snelheid werd vermeerderd met een paar kilometer speling en zo werd de actiesnelheid in de Philipsmeter vastgelegd. De meter hield ook het aantal voertuigen bij. Als een auto te hard reed, klonk er een akoestisch signaal en brandde er een rood lampje.
Je had voor die controle 220 V nodig. We hadden er wel een mega lang verlengsnoer bij maar je moest toch altijd in de buurt van een stopcontact staan. Dat vergde soms overleg met bewoners, die er niet blij mee waren. In de groep Wijchen werkte ik op de post Overasselt en woonde ik in het kerkdorp Nederasselt, aan de doorgaande weg, de Broekstraat, waar veelvuldig te hard werd gereden. Bij mij werd de Philipsmeter op mijn kantoortje in huis gezet en ging de kabel door het raam naar de weg alwaar die gekoppeld werd aan de twee kabels die het signaal opvingen en doorgaven. Voordat we begonnen moest de meter eerst geijkt worden en moesten er proefcontroles gedaan worden. Daarna begon het echte werk. Zo’n 200 meter verder, richting Overasselt, stond de opvang met collega’s die verbaliseerden.
In het begin werkten wij nog met een telefoonset met kabels. Wij noemden het altijd de Gatsofoon, omdat wij meenden dat dat het merk was. Het was een veldtelefoonset (in het leger sinds mensenheugenis in gebruik). Die van ons was met 200 meter kabel aan elkaar verbonden. Het oproepsignaal naar de andere telefoon ging met een draaischijf, waardoor er een soort wouw-wouw geluid ontstond ten teken dat je moest beantwoorden. Zo werd de snelheid doorgegeven. Later kwamen de simplex portofoons bij de politie. Die waren beter geschikt voor dat werk.
Heel wat automobilisten werden zo bekeurd.
Het voordeel van controle bij een politiewoning is, dat je ook altijd een koffieadres hebt. Mijn vrouw Wil, riep altijd naar het kantoortje:” Over 5 minuten is de koffie klaar!” Dan onderbraken we de controle. Een anekdote past wel bij dit onderwerp. Op een dag waren we aan het controleren. Het liep als een trein (voor ons dan). Wil had geroepen dat de koffie klaar was en dus gaf ik per gatsofoon dit bericht door. Een collega uit Wijchen van de opvangpost (we noemen zijn naam niet) stond net een automobilist te bekeuren die 67 km per uur had gereden. Op het moment dat ik doorgaf dat de koffie klaar was (ik had de meter op standby gezet), kwam er een BMW keihard langs stuiven. De automobilist van 67 km zag de BWM ook en vroeg aan de collega: ”En hij dan? Die kan wel 100 rijden!” Mijn collega antwoordde droogjes. “Die heeft mazzel, want we gaan eerst koffiedrinken!” De klacht werd achteraf natuurlijk recht gepraat. Want zo ging dat.
Vooral op plaatsen waar veel werd gecontroleerd hadden automobilisten in de gaten hoe dat met de controle ging. De Philipsmeter zagen ze niet, maar die kabels wel. Menige automobilist reed over de kabels en remde keihard, als hij over de laatste kabel ging. Er zijn veel kabels gesneuveld.

Afbeelding Philipsmeter: politiemuseum Apeldoorn